Vijftig jaar 1962-1963
Koud, kouder, koudst! Vijftig jaar geleden stond Nederland aan de vooravond van de grootste winter van de 20ste eeuw. De kou kwam echter niet ‘uit de lucht vallen’: het was feitelijk al vanaf eind februari 1962 over het algemeen (veel) te koud. Gedurende de periode 22 februari tot en met 17 maart schommelde het etmaalgemiddelde frequent beneden het vriespunt. Alleen rond 10 maart was het relatief zacht. Het etmaalgemiddelde in De Bilt bedroeg op 10 maart 6,3º. Bijzonder lage minima werden niet gemeten. De laagste temperatuur in den lande bedroeg -9,7º en werd op de 14de in De Bilt zelf geregistreerd.
De hardnekkigheid van de kou kwam vooral tot uiting in het aantal vorstdagen. Over een periode van 33 dagen (21 februari-25 maart) kwam het 29 keer tot vorst. Van 12 tot 26 maart bleef alleen de 23ste vorstvrij. Het maandgemiddelde van maart 1962 kwam uit op 2,0º: op basis van het thans geldende langjarig gemiddelde, 6,2º, was de ‘lentemaand’ dus ruim 4 graden te koud. In een serie vanaf 1901 was maart 1955 net zo koud en alleen 1917 een fractie kouder namelijk gemiddeld 1,9º.
De maartkou van 1962 hing vooral samen met de aanwezigheid van luchtmassa’s uit de poolstreken die aan de oostflank van een Groenlands hogedrukgebied naar het zuiden werden getransporteerd. Daarin kwam het ook vaak tot sneeuw. Van 23 februari tot en met 26 maart sneeuwde het op 20 dagen. Dit is de eerste bijdrage in het kader van ‘Vijftig jaar winter 1962-1963’. In een volgende bijdrage, later deze week, komt het ‘waarachtige voorjaar’ (april en mei) aan de orde.
HET KOUDE VOORJAAR VAN 1962
De winter van 1962-1963 was koud. Wat er vooraf ging sprak eveneens tot de verbeelding: echter in negatieve zin want menigeen was, volstrekt begrijpelijk, niet ingenomen met een zeer koud voorjaar en dito zomer. Het voorjaar van 1962, zijnde de periode 1 maart tot en met 31 mei, kwam in De Bilt uit op een gemiddelde van 6,5º. Op grond van de normale waarden anno 2012 is dat 3,0º te koud. In een reeks vanaf 1901 staat het voorjaar van 1962 fier bovenaan. Nimmer was het zo koud geweest!
Van de afzonderlijke maanden prijken zowel maart als mei op een gedeelde tweede plaats. Maart kwam uit op 2,0 º tegen normaal 6,2º, het meigemiddelde bedroeg 9,6 tegen normaal 13,1º.
April deed het overigens iets beter. Rond Pasen (22-23 april) was het zonnig met maxima tot ruim 20 graden. In Buchten werd het op 24 april 25,0º. In mei werd de zomerse grens op geen enkele plaats bereikt. Joure registreerde op 9 mei 22,9º. Op 1 mei werd het in Winterswijk -4,1º. In april werd het nergens kouder dan -0,4º op de 13de: eveneens gemeten in Winterswijk.
NOVEMBER 1962: DE EERSTE WINTERSE SPELDENPRIKKEN Aan de vooravond van de ‘Keizer van de winter van de 20ste eeuw’, 1962-1963, werden in november reeds enkele winterse speldenprikken uitgedeeld. Dat gebeurde met name tussen 15 en 25 november. In een geblokkeerde luchtdrukverdeling, waarbij een markante hoogtetrog zich enkele dagen boven West-Europa bevond, kwam het dikwijls tot sneeuw. Op 17 en 18 november veroorzaakte een lagedrukgebied (smeltende) sneeuw en regen. Daarachter werd de atmosferische bovenkamer erg koud (T-500hPa -35º). Op 21 november 1962 trokken vervolgens sneeuwbuien over Nederland. Met name in Zuid-Holland sneeuwde het flink. Op 21 november sneeuwde het vooral in het zuiden. In een gebied met afnemende luchtdrukverschillen kwam het op 22 en 23 november tot mist en vorst. Op het KNMI in De Bilt bleef het op beide dagen de gehele dag vriezen ofwel twee ijsdagen. De laagste minima werden op de 22ste gemeten. De Bilt noteerde -6,1º; Venlo bracht het tot -8,0 en Deelen -9,9º. In totaal vroor het in november 1962 in De Bilt op 9 dagen: de eerste vorstdag viel op 14 november.
November als geheel was met gemiddeld 4,3º te koud (normaal 6,7º), droog (landelijk gemiddeld 39 mm) en zeer somber. Sinds 1901 is alleen de ‘nevelmaand’ van 1976 somberder verlopen. Toen scheen de zon in De Bilt 20 uur, in november 1962 22 uur. In een doorsnee november is dat thans 63 uur. Zacht in november 1962 was het aan het begin van de maand. In het Limburgse Buchten werd het op 3 en 4 november 15,8º.
AAN DE VOORAVOND VAN 1962-1963 WAS DE ZOMER VAN 1962 NIET OM AAN TE GLUREN
De zomer van 1962 was niet om aan te gluren en dat is feitelijk nog een understatement van jewelste! De gemiddelde temperatuur tussen 1 juni en 1 september bedroeg op het KNMI in De Bilt 14,7º. Op grond van de thans geldende normalen is dat 2,3º te koud. Ter vergelijking: de afgelopen ‘bekritiseerde’ zomer bracht het tot een gemiddelde temperatuur van 16,9º. In een reeks vanaf 1901 leverden alleen de zomers van 1916, 1956 en 1907 een grotere thermische wanprestatie dan 1962. Het trio kwam uit op gemiddeld 14,6º (1916), 14,4º (1956) en 14,3º (1907).
De voorzomer (juni) begon hoopvol. Weliswaar waren de nachten in het prille begin van de maand zeer koud (Winterswijk -0,6, Almen -0,3º: het ging in dezen NIET om grondvorst!); tot regen kwam het nauwelijks en de zon was niet van de lucht. In Vlissingen scheen de zon tijdens de eerste decade van de maand 132 uur: bijna net zoveel als in de gehele maand mei. In De Bilt scheen de zon 115 uur. Na 10 juni werd het wisselvalliger maar tegelijkertijd vloeiden tijdelijk warme luchtmassa’s over Nederland uit. Van 14 tot en met 18 juni werd het plaatselijk zomers warm: op de 14de schitterde Almen op 29,7º.
Tijdens de slotfase van juni vestigde zich een lagedrukgebied boven de Oostzee en dat was het begin van een uitzonderlijk koele periode die tot ver in juli aanhield. Het tiendaagse tijdvak 27 juni-6 juli had in Eelde geen hogere gemiddelde maximumtemperatuur dan 13,5º. Dat is 7 graden te koud. Bij zulke temperaturen zou de krant van ‘Wakker Nederland’ maar 4 chocoladeletters nodig hebben om de gehele voorpagina te vullen: KOUD.
Later in juli en ook in augustus trok er soms wel eens een rug van hogedruk over maar in grote lijnen verliep de hoogzomer van 1962 overwegend veel te koel. Opmerkelijk waren de grote thermische verschillen tussen 8 en 10 juli. Op de 8ste koelde het in Venlo af naar 2,7º, op de 10de werd het in Epen 29,3º. In augustus werd het op de 12de in Epen en Buchten 26,0º: op de 20ste werd dezelfde temperatuur in Maastricht waargenomen. Het totaal aantal zomerse dagen in De Bilt tijdens de meteozomer was 3. Alleen 1907, 1954 en 1956 hadden er nog minder namelijk 2. Het aantal warme dagen kwam uit op 31. Na 1962 is er geen enkele zomer geweest met minder warme dagen. Voor 1962 is dat wel enkele keren het geval geweest.
ZEER ZONNIGE START ‘JAHRHUNDERTWINTER’ 1962-1963
Tot het begin van de 21ste eeuw is de zeer strenge winter van 1962-1963 ook voor wat betreft het aantal uren zonneschijn het goudhaantje uit de meetreeks (in dezen vanaf 1901) geweest. Een belangrijke bijdrage aan het zonnige imago van de ‘Jahrhundertwinter’ leverde de Sinterklaasperiode van begin december. Van 1 tot en met 7 december scheen de zon op het KNMI in De Bilt afgerond 43 uur. Dat aantal uren komt overeen met 58 procent van het totaal aantal uren van geheel december 1962. Het maandtotaal bedroeg dus 74 uur: alleen een jaar later, december 1963 (!) en in 2008 schitterde de decemberzon meer uren aan het firmament namelijk 75 en 85 uur.
Het stralende en ook vorstige weer hing samen met een zeer sterk hogedrukgebied dat zich over de Noordzee naar het Europese vasteland verplaatste. De gemiddelde ‘luchtdrukking’ bedroeg op 1 december in De Bilt 1040,6 hPa. Op 2 december werd in de DDR (het toenmalige Oost-Duitsland) en in Polen 1045 hPa gemeten. De koude luchtlaag werd echter wel dunner en dunner. Op 6 december registreerde De Bilt voor het eerst strenge vorst namelijk -10,3º. Tijdens de middaguren werd het 18 graden warmer namelijk 8,0º. Op Volkel werd op 5 december -11,2º gemeten.
Dankzij de zeer droge lucht werd de kwaliteit van het ijs (er werd al snel geschaatst op ijsbanen en ondergelopen weilanden) nauwelijks aangetast. Echter: in het westen en noorden moest Sinterklaas het op de 5de op de tast doen want door instromende vochtige lucht werd het daar hartstikke mistig.
Januari 1963: een indrukwekkende wintermaand en zoveel meer dan alleen de barre ‘Tocht der Tochten’.
Wanneer januari 1963 ter sprake komt gaat het, met name in de tegenwoordig zo weinig creatieve media, bijna altijd over de onder erbarmelijke omstandigheden verreden Elfstedentocht van de 18de. Deze barre ‘Tocht der Tochten’ werd gewonnen door Reinier Paping.
De koudste maand van de grootste winter van de 20ste eeuw had echter, zeker in klimatologisch opzicht, zoveel meer te bieden. Sinds 1838 is alleen de louwmaand van 1940 een fractie ijziger geweest. Toen gemiddeld in De Bilt -5,5 tegen -5,3º in januari 1963. In januari 1838 bedroeg het maandgemiddelde trouwens -6,6º. Op basis van de thans geldende normalen (berekend over het tijdvak 1981-2010) was januari 1963 maar liefst 8,4º te koud.
Van de 31 dagen hadden slechts drie dagen een etmaalgemiddelde boven nul. Dat waren de 5de met gemiddeld 0,7, de 26ste met 0,9 en de 28ste met 0,2º. Verder 30 vorstdagen: alleen op de 5de werd het niet kouder dan 0,0º ofwel kantje boord geen vorstdag. De gemiddelde minimumtemperatuur bedroeg -9,0º (1940 -9,3º) tegen normaal 0,3º. De gemiddelde maximumtemperatuur was net zo laag als in 1940: -2,1º (normaal 5,6º).
In totaal waren er 19 ijsdagen (in 1940 22) en kwam het op 12 dagen tot minima beneden -10 graden. De hoogste temperatuur op het KNMI werd gemeten op de 26ste te weten 3,1º (alleen in 1979 was het januarimaximum met 3,0º nog ietsje lager), de laagste temperatuur op de legendarische 18de, -18,2º.
Speciale aandacht verdient ook het zeer zonnige karakter van januari 1963 en daar zag het aan het begin van de maand helemaal niet naar uit. Op 1ste kerstdag ging, hoe toepasselijk, het licht uit. Pas op 9 januari schitterde de zon weer aan het uitspansel. Over een periode van 15 dagen (waarvan dus 8 in januari) scheen de zon op het KNMI 1,2 uur. Wat het tijdvak 1-8 januari betreft ging het om een half uurtje zon op de 7de. Van 1 tot en met 6 januari en ook op de 8ste bleef het zonloos.
De atmosfeer was echter vergeven van kou want op 1 en 2 januari noteerde De Bilt minimaal -10,2 en -10,0º.
Op 9 januari ging dus het licht weer aan en op een zonloze 13de na scheen de zon tot en met de 27ste bijna 89 uur. Uiteindelijk zou januari 1963 uitkomen op 96 uren zon. Alleen in 1947 (99 uren zon), 2009 (101), 1954 (106) en in 1940 (109 uren) verliep de eerste maand van het kalenderjaar zonniger.